Ja, ik bak nog steeds oliebollen. Na oudjaar, de dag waarop ik al sinds jaren oliebollen bak, heb ik meestal de smaak te pakken. Dan bak ik gewoon nog een paar keer oliebollen. Lekker als versnapering bij koffie en thee.
Toen ik een paar dagen geleden weer aan het bakken was, bekroop me een huiveringwekkende gedachte. Ik dacht ineens aan diverse passages in de Koran, waarin te lezen staat dat Allah ongehoorzame mensen na de dood straft met verbranding van hun lichaam. En dat dan ook nog eens eeuwig. Telkens als het vel verbrand is zou Allah de ongehoorzame mens voorzien van een nieuw vel, zodat de verbranding telkens opnieuw zou plaatsvinden….Terwijl ik in de pan keek naar de bleke bolletjes deeg, die in de hete olie snel bruin kleurden, stelde ik me voor dat dit lichamen van mensen waren. En ik werd bij die gedachte helemaal beroerd. Ik kon me niet voorstellen dat Allah (die Rachman is, dat wil zeggen vergevingsgezind) zo een wrede straf in petto zou hebben voor zondaars.
Ik heb in de tijd dat ik nu moslim ben (40 jaar) de Koran talloze malen gelezen in diverse vertalingen. De eerste keer na het lezen van dit heilige boek werd ik overtuigd moslim. Maar de passages over hel en hemel en die over straffen die zouden gelden bij overspel, diefstal, etc. nam ik niet letterlijk. Omdat ik in de grote lijn van de Koran las dat Allah rechtvaardig is en vergevingsgezind voor elke zondaar die oprecht berouw heeft. De Koran werd geopenbaard in een tijd van grote onwetendheid. De Arabieren in die tijd hielden er barbaarse gewoonten op na. Om mensen te overtuigen van de ernst en het belang van ‘goed gedrag’ waren sterke prikkels nodig. Daarom worden beelden geschetst van zowel hemel als hel die spreken tot de verbeelding van de mensen in die tijd en wellicht ook in deze tijd. Zonder een vooruitzicht van beloning en straf luisteren veel mensen eenvoudig niet. Het idee dat je ook zonder vooruitzicht van beloning of straf het goede zou willen doen, gewoon uit liefde voor Schepper en medemens is niet voor een ieder vanzelfsprekend. Sommigen hebben daarvoor een waarschuwing nodig (in de trant van ‘wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe’).
Mij spreekt het handelen uit vrees voor straf of hoop op beloning niet aan. Wat dat betreft voel ik mee met Rabiyya al Basra. In dit mooie artikel over haar staat o.a. het volgende te lezen: Rabiyya rende eens door de straten van Basra met in de ene hand een brandende fakkel en in de andere een gevulde waterkruik. Men vroeg haar wat zij daarmee ging doen. “Met het vuur ga ik het paradijs in brand steken en met dit water ga ik de vlammen van de hel doven.” “Maar waarom, beste vrouw?” “Omdat er geen mens ter wereld is die werkelijk handelt uit pure belangeloze liefde. Wie goed doet, doet dat immers altijd ook omdat hij hoopt er de beloning van het paradijs mee te verdienen of de straf van de hel mee te ontlopen. Maar wat zou er gebeuren, als er geen paradijs of hel waren? Zouden er dan nog mensen overblijven die liefhadden omwille van de liefde zelf, juist zoals onze God pure liefde is?”*
Ik ben moslim, maar toon dit niet aan anderen door kleding. Ik ga om met mensen van allerlei geloof en ook met mensen die zichzelf als ongelovig bestempelen. Ik kijk niet naar wat iemand beweert met woorden en wat hij zegt te geloven. Ik wil me niet meer voelen als behorend bij een gesloten groep medegelovigen. Ik ben een medemens voor iedereen en ik beschouw alle mensen als schepselen van de Ene en als even waardevol. Wat er gaat gebeuren met onze zielen na de dood weet ik niet. Ik denk wel dat ze voortbestaan, omdat dit in alle heilige boeken wordt beweerd.
Ik denk dat hemel en hel abstracte begrippen zijn om te duiden wat onze zielen kunnen ervaren na de dood. Wij kunnen ons dat in dit leven niet voorstellen, evenmin als dat wij ons een voorstelling kunnen maken van het concept Allah of God.
Zo zie ik het, maar ik zeg niet dat dit de waarheid is. Het is mijn waarheid. Maar dat mensen zouden moeten lijden als oliebollen in de hete olie kan ik me niet voorstellen. Ook komt een afspiegeling van een hemel, waarin schone maagden je bedienen en er volop eten en drinken is op mij over als simpel en een infantiele voorstelling van zaken. Ik denk echt dat we dat niet letterlijk moeten nemen, wat schriftgeleerden met baarden hierover ook mogen beweren.