Kwetsbaar

De ramadan brengt bij mij niet alleen maar een spirituele jubelstemming teweeg. Er zijn ook momenten van zwakte. Momenten waarop ik me lichamelijk zwak voel en ook geestelijk niet al te sterk. Het drukt me met mijn neus op mijn eigen kwetsbaarheid en weerloosheid. Soms komen herinneringen en gevoelens bij me naar boven die verdrietig zijn of op een ander manier naar om te herbeleven.
Zo zat ik vanmorgen voor het aanbreken van de dageraad als toetje kersen te eten. Ik ben dol op kersen. Als ik kersen begin te eten kan ik daar achter elkaar mee doorgaan, maar meestal stop ik mezelf om niet te ‘overeten’, wat je in het geval van kersen meestal moet bekopen met buikpijn. Dat zei mijn moeder altijd vroeger. ‘Pas op met kersen. Nooit teveel ervan eten.’ De laatste tijd denk ik veel aan mijn moeder en zonder het te willen schieten mijn ogen dan vol tranen.
Vanmorgen zat ik dus die kersen te eten en toen kwam er zo een pijnlijke herinnering bij me op. Ik herinnerde me een keer dat ik uit school kwam (ik was 6 jaar) en dat ik mijn moeder niet thuis aantrof. Ik stond voor een dichte deur. Dat was ik niet gewend. Ik wist niet waar mijn moeder was en ik raakte volkomen van streek. Ik bonsde op de deur en zette het op een huilen en schreeuwen. “Mammaaaaaa!” Mijn woede en verdriet op dat moment waren buiten proportie, besef ik nu. Alle frustratie kwam eruit van het gevoelsmatige verlies van mijn moeder na de komst van mijn stiefvader (op driejarige leeftijd), die niet hield van kinderen en vond dat ‘langoren hun mond moesten houden en alleen spreken als dat van ze gevraagd werd’. Het immense verdriet om het verlies van mijn moeder (die ik nooit meer een handje mocht geven, want wij ‘neetoren’ moesten voor hun lopen, zodat hij ons in de gaten kon houden) kwam er helemaal uit. Ik huilde ‘mijn longen eruit’.
Ik werd opgeschrikt uit mijn geschreeuw door de rustige stem van een buurvrouw. ‘Wat is er aan de hand, kindje, waarom huil je zo? ‘Mijn moeder is niet thuis’, zei ik razend van woedende verontwaardiging. ‘Kom maar met mij mee, dan kan je even bij mij zitten tot mamma thuiskomt’, zie de lieve buurvrouw en als verdoofd liep ik met haar mee naar huis. Ze zette me aan de keukentafel en zette een bord kersen voor me neer. Heerlijke kersen, waarvan sommige in tweetallen aan de steel, zodat je die aan je oren kon hangen. Maar dat deed ik niet. Ik begon zwijgend van de kersen te eten, de één na de ander, of mijn leven ervan af hing. Ze waren heerlijk. Maar diep in mijn binnenste had ik een heel naar gevoel van verlatenheid dat niet overging. Dat gevoel heb ik weer als ik eraan terugdenk en als ik er nu over schrijf. Ik kan mijn huilen niet bedwingen.
Mamma, ik ben zo eenzaam geweest. Jullie waren één front, ‘pap’ en jij. Ik had alleen de troost van Hansje, mijn broer. Mogen jij en Hans beiden rust en vrede vinden in jullie graf. Ik houd nog steeds van jullie. Mamma, ik heb je al lang vergeven. Al toen je op je sterfbed lag. Je laatste woorden voor je dood aan mij waren: “Ik zal aan je denken”. En ik zei: “Ik ook aan jou”.
Mamma, ik denk veel aan jou. Moge Allah je omringen met  licht, bloemen en heerlijke geuren in je graf.

Eén gedachte over “Kwetsbaar

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *