Je zorgt voor ze met hart en ziel en dan ‘vliegen ze uit’ en gaan een eigen leven leiden. Dat is natuurlijk en je ziet dit ook in het dierenrijk.
Maar in de praktijk van ons mensen is het soms moeilijk kinderen echt los te laten, ook al zijn ze al volwassen en wonen ze niet meer thuis.
Ik hoorde al trieste verhalen van andere moeders, toen ik zelf nog kleine kinderen had. Ik kan me herinneren dat een oudere dame zich zomaar op straat bij mij beklaagde dat zij negen kinderen had grootgebracht en dat, nu zij over de 80 jaar was, niet één kind haar meer kwam opzoeken. Ik vond dat toen heel schrijnend om te horen. Maar de laatste tijd hoor ik steeds vaker van ouders dat zij hun uitwonende kinderen nog maar weinig of niet zien. ‘Als ze me nodig hebben om op de kleinkinderen te passen of als ze om geld verlegen zitten weten ze me te vinden, maar verder zie of hoor ik ze niet. En ze zullen nooit eens bellen om gewoonweg te vragen hoe het met me is.’ Bij sommigen is het nog erger: ‘Ik heb mijn dochter/ zoon al 30 jaar niet meer gesproken na een stomme ruzie’.
Zelf heb ik ook de ervaring dat sommige van mijn kinderen nog echt graag bij me zijn omwille van het bijeen zijn en anderen daar op dit moment geen tijd voor hebben. Weer een ander weet me altijd te bellen als er hulp nodig is of een luisterend oor. Ook komt zij wel langs, maar is dat omdat ze mij graag wil zien of uit een soort plichtsbesef? Ik weet het niet, maar ik accepteer het zoals het komt. Liefde of respect kan je niet afdwingen. Als ik het krijg geniet ik daarvan en zo niet, dan heb ik geduld. Ik houd van mijn kinderen, of ik ze nu zie of niet en dat zal altijd zo blijven. Ik hoef hun aandacht niet, maar stel het heel erg op prijs als zij spontaan bij me willen zijn. Als ze alleen zouden bellen als ze me nodig hadden en niet in ‘goede tijden’ zou ik dat ook accepteren. Daarvoor ben ik hun moeder. Ik zal altijd voor ze klaar staan, naar vermogen. En ik hoef daar niets voor terug.
Vroeger zei één van mijn dochters: ‘Ma, jij gaat nooit naar een bejaardenhuis. Je komt bij mij wonen, als dat nodig is’. Ik weet zeker dat zij dat meende, maar nu is de situatie heel anders. Ze heeft al een half jaar niet met me gepraat. Haar omstandigheden zijn ook veranderd. Ik weet dat het goed met haar gaat en dat is voor mij belangrijk. Misschien is ze boos op me. Dat mag. Ik reken nergens op. Niet op hulp van mijn kinderen. Ze zijn geen ‘levensverzekering’. Als er toch een kind voor me zal klaarstaan, is dat meegenomen, maar ik verwacht niets. Ook niet van mijn echtgenoot. We weten niet hoe lang we leven en wie er eerder hulpbehoevend wordt of sterft. Ik vertrouw niet op de eventuele aanwezigheid van mensen in benarde tijden. Ik vertrouw op de Almachtige. Ik vertrouw erop dat dingen op mijn pad komen, die moeten komen. Hoe vaak heb ik niet meegemaakt dat mensen uit onverwachte hoek er voor me waren, als dat nodig was.
Ik wil geen last op mijn kinderen leggen, die het al druk genoeg hebben met de uitdaging van hun eigen leven . Als ze er toch zijn voor mij en graag tijd met mij doorbrengen en graag voor me klaarstaan, dan is dat een geschenk. Maar ik wil er niet vanuit gaan dat het altijd zo zal zijn.
Kinderen zijn geleend goed.