Als we met elkaar communiceren maken wij op allerlei manieren indruk op elkaar. Dat is in het gesprek met mensen, maar ook als we schrijven. Gisteren schreef ik twee of drie ‘juichverhalen’ over de islam en het vasten. Daarbij heb ik me niet gerealiseerd hoe dat kan overkomen op iemand die geen moslim is.
In de regel geven mensen elkaar meestal geen directe feedback in de communicatie. Helaas. Mensen zijn dikwijls bang om eerlijk te zeggen hoe iemand overkomt, omdat dit pijnlijk kan zijn en de persoon zou kunnen kwetsen. Maar daarmee ontneem je de ander ook een leerkans. We leren door de spiegel die de omgeving ons voorhoudt. Dat noemen we feedback of terugkoppeling. Jammer genoeg wachten sommige mensen met vertellen hoe iemand bij hem of haar overkomt tot die persoon uit de buurt is. Dan vertellen ze aan een ander in vertrouwen wat zij vinden van de afwezige persoon. Dat noem je roddelen of achterklap. Daar heeft de afwezige persoon niets aan en de persoon die het verhaal over de afwezige persoon moet aanhoren ook niet. Hoe pijnlijk ook, het is beter om aan de persoon zelf te zeggen wat je van diens gedrag, verhaal en manier van communiceren vindt. Dan kan die andere persoon daar zijn of haar voordeel mee doen. Het stemt tot nadenken over het eigen gedrag en de persoon kan besluiten voortaan zich anders te gaan gedragen. Gelukkig kreeg ik vandaag directe feedback van iemand op mijn stukjes van gisteren, zodat ook ik daarmee mijn voordeel kan doen.
Toen ik gisteren schreef over vasten en islam was ik me er niet van bewust dat dit best irritant en belerend kan overkomen op een niet-moslim, misschien zelfs ook wel op een mede-moslim. Ik kan wel heel blij zijn met de islam en het het vasten en ik kan wel de bedoeling hebben om dit gevoel te delen, maar dan moet ik wel opletten hoe. Ik ga mijn verhalen van gisteren niet veranderen. Het is het verhaal van gisteren en vandaag is er een nieuwe dag. Ik besef heel goed dat wat ik voel en als waar beschouw persoonlijk is. Ieder heeft recht op zijn eigen mening en gevoel.
Toen ik net moslim was geworden rende ik naar mijn niet gelovige ouders om hen ‘het blijde nieuws’ te vertellen. Ik verkeerd in de veronderstelling een verborgen schat te hebben ontdekt en ik wilde die heel graag delen met mijn meest nabije dierbaren. Ik kwam dus heel enthousiast thuis met mijn verhaal. Het was een koude douche voor mij om te bemerken dat mijn moeder en stiefvader niet alleen niets moesten hebben van geloven in het algemeen, maar dat zij het allerminst iets te maken wilden hebben met de islam. Ze vonden mij naïef en zwak om in deze dingen te willen geloven. ‘Kennelijk moest ik er een geloof bij halen, omdat ik het alleen niet af kon’.
Dit heeft mij jaren stil gemaakt, maar nu begin ik weer mijn geloof ’ter sprake te brengen’. Wat wil ik daarmee bereiken? Ik wil voorlichten, begrip kweken en ik wil inderdaad een brug slaan. Als ik door mijn verhalen gisteren daarmee de plank geheel heb misgeslagen, dan bied ik hiervoor bij deze mijn excuses aan.