In mijn droom…..
Ik ben bij een vriendin op bezoek en ga nu naar huis. Ik realiseer me dat ik niet met de auto ben en dat ik met het OV terug naar huis zal moeten. ´Ik heb geen strippenkaart´, zeg ik hardop. ´En ook geen geld.´ Maar dan realiseer ik me dat strippenkaarten niet meer bestaan. Ik heb wel een OV-kaart. ´De bushalte is vlakbij,´ zegt mijn vriendin.
Ik ben op weg. Ik bevind me op vrij onbegaanbaar bergachtig terrein. In moet een steile heuvel op. Ik klim en ik klim op zanderige grond. In mijn droom weet ik ook dat mijn rechterbeen nog niet zo sterk is als mijn linkerbeen. Ik gebruik dan ook mijn linkerbeen vooral om te klimmen. Als ik boven ben zie ik om mij heen alleen maar heuvels, ongerepte natuur en geen pad of weg te bekennen. Dan begrijp ik dat ik fout ben gelopen. Zo zal ik ongetwijfeld niet bij een bushalte komen.
Dus ik ga terug. Maar als ik beneden de berg ben aangekomen bevind ik me plotseling in water dat bijna tot mijn middel reikt. Dat water was er nog niet voordat ik de berg beklom. Er staat een sterke stroom. Het water wil me naar achteren meesleuren. Ik vecht uit alle macht om lopend vooruit te komen door die stroom die me naar achter trekt. Het is bijna verleidelijk om het op te geven en me ruggelings te laten meevoeren door de stroom, maar ik doe dat niet. Ik besef dat als ik het opgeef, dat ik dan verloren ben en niet meer zal terugkeren op vaste grond. Dus ik vecht tegen het water om vooruit te komen. Intussen moet ik ook opletten dat mijn mapje met pasjes (en de OV-kaart) in mijn zak niet nat wordt. Ik heb daarnaast ook nog een plastic zak in mijn hand met spullen die ik ook droog moet houden. Ik blijf worstelen tegen de stroom in.
Dan ben ik plotseling bij de bushalte. Kennelijk is het me gelukt uit het water te komen. Mijn broek is nog nat van het water. Ik ben heel moe en ga languit op het bankje in het bushokje liggen. Onder mijn hoofd is een kussen. Ik lig heel lekker. Dan besef ik dat het ´kussen´ de plastic zak is, die ik bij me heb. Er staan veel mensen om me heen. Ik besef dat ik niet in slaap moet vallen, omdat dan mijn spullen gejat kunnen worden.
Een dakloze jongen vraagt me geld voor onderdak. Ik denk dat ik geen geld heb, maar als ik in mijn zak voel vind ik een mooi klein zacht portemonneetje met allemaal 1euro en 2euro munten. Ik geef hem twee euro en wil hem de weg vragen, maar ik doe dat niet, omdat het anders zal lijken of ik hem alleen maar geld heb gegeven omdat ik iets van hem wil weten. Ik zie dat de jongeman tranen in zijn ogen heeft.
Ik vraag aan iemand anders welke bus ik moet hebben naar het station. Niemand weet het. Dan ga ik naar een bushalte aan de overkant en daar staat een bordje met NS. Maar ik zie ook dat deze halte alleen bestemd is voor mensen van de Shell. Ik ben niet van de Shell. Deze halte is bovendien erg verlaten. Alsof er nooit een bus zal komen.
Een jonge vrouw staat plotseling naast me en zegt me dat ik ook kan gaan lopen naar het station. Dat is maar een half uur lopen. ´Dan doe ik dat,´ zeg ik.
Ik ben op weg. Ik moet langs een rivier blijven lopen. Ik vraag me toch af of ik dit keer wel in de goede richting loop. Een jonge man wijst me op een muur. Er hangen allerlei geknutselde poppetjes en andere snuisterijen aan. ´Je moet hier een beschermengeltje zoeken,´ zegt hij. Hij geeft me een engeltje van knutselmateriaal en daaronder is een klein kistje bevestigd, waarin je een klein dingetje kan stoppen. Het engeltje verpulvert in mijn hand. Maar het bewaardoosje blijft heel en ik besluit dat mee te nemen op mijn weg.
Dan word ik wakker en het is tijd om op te staan. Ik heb eigenlijk geen zin om de droom niet ´af te maken´. Ik ben benieuwd of ik het station nog ga bereiken en ik voel me heel erg lekker in mijn droom. Maar ja, het is tijd om op te staan.
De hele dag voel ik me wel fijn. Het gevoel van de droom blijft bij me. Al ben ik nu op mijn oude dag iemand die er graag haar gemak van neemt, ik besef dat ik nog niet lui ben geworden. Als het moet kan ik me nog best inspannen. En ik laat me niet zomaar meesleuren door tegenstroom. Ik blijf doorzetten, ook al vind ik de weg niet. Daar ben ik best trots op. 😉
Ik droomde dat ik een stuk jonger was en dakloos! Ik slenterde langs de wegen en vroeg links en recht om een kleinigheid zodat ik een goedkope hotelkamer zou kunnen betalen. Daar zag ik ineens, op een bankje van een bushalte, een liggende roodharige maar drijfnatte schoonheid die, op mijn verzoek, een 2 euromuntje uit een prutserig portemonneetje haalde en dat aan mij overhandigde. Haar vragende blik trof mij diep en tranen welden op in mijn ogen. ????
@Theo Haha. Toen ik het geld gaf stond ik inmiddels alweer. Maar nu weet ik waarom hij tranen in zijn ogen kreeg.