Vandaag belt mijn oudste zoon, de timmerman, mij. Hij heeft een klus in Den Haag en zoals eerder is afgesproken, wil hij even langs komen om zijn nieuwe bus te laten zien en daar even met mij in rond te rijden.
Ik zeg hem dat ik het echt leuk vind dat hij even langs komt, maar dat ik vanwege dat griepje niet in zijn bus zal gaan zitten voor een ritje. Prima, dan komt hij lekker bij mij even zijn macaroni opwarmen en eten. Rond een uurtje of 12 belt hij me vanuit zijn bus dat hij is aangekomen. Harstikke leuk, ik maak de voordeur alvast open en ga verder met het ophangen van een wasje. Het duurt een tijd voordat hij binnen komt. Kan zijn, bedenk ik me. Misschien is hij eerst nog wat telefoontjes aan het plegen. Een ZZP-er heeft veel te regelen.
Dan kom ik op het idee om naar hem toe te lopen en een foto te maken van zijn vito bus, zijn trots en kroon op zijn harde werken. Ik loop ernaartoe en maak de foto.
Ik maak er nog één als hij uit de auto gestapt is, maar die plaats ik hier niet op zijn verzoek, hoe jammer ik dat ook vind. Want ik vind hem een heel knappe gozer.
‘Mam, je gelooft het niet, maar ik ben mijn autosleutel kwijt. Ik snap niet hoe dat kan. Ik kom er net nog mee aanrijden.’ We gaan zoeken. In de auto, onder de stoelen, in hoeken en gaatjes en onder de auto zelf. Geen sleutel te bekennen. Hoe kan dat nou?
Ahmad was eigenlijk bezig met koffie zetten, maar komt ook mee zoeken. Met een lantaarn, met de camera in kleine hoekjes. In tassen. Nergens die sleutel. Ik zie dat mijn zoon er stress van krijgt, maar hij beheerst zich voorbeeldig. ‘Dat is de sjaitan, ma, als je zomaar iets kwijt bent en het is nergens te vinden.’
Na lang zoeken in de druilregen, zegt mijn zoon tegen ons dat we maar naar binnen moeten gaan. Hij kan niet mee naar binnen, omdat er duur gereedschap in zijn bus ligt en bovendien de bus na een tijdje vanzelf op slot gaat, wat een ramp is als de sleutel erin ligt. Hij zal wat telefoontjes gaan plegen en iemand laten komen (uit Brabant) met zijn reservesleutel.
Ahmad en ik gaan naar binnen en ik verzucht dat ik het zo rottig vind als mijn kinderen aan zoveel stress bloot staan. Ik heb mijn portie ook wel gehad, maar ik gun het mijn kinderen helemaal niet. Ik herinner me mijn moeder, die nooit erg gelovig was, maar wel de heilige Antonius aanriep als zij iets kwijt was. In mezelf doe ik ook een schietgebedje naar Allah.
Dan belt mijn zoon. ‘Ma!!!’ Ik hoor aan de manier waarop hij ma zegt dat hij blij is. Juist op het moment dat hij me belt, steekt hij zijn hand in een grijze rugtas met twee zijvakken voor bidons. En welja! In één van die zijvakken zit zijn sleutel. Die is daar ongemerkt in gevallen. Blijdschap alom. Hij besluit de rest van de dag maar vrij te nemen. Het is sowieso erg nat weer om te werken en hij komt lekker even bij me zitten eten.
Ik ben heel trots op mijn zoon, inmiddels een man, die is uitgegroeid van een jongeman met een kort lontje (hoog flipgehalte) tot iemand die zich echt nu beter kan beheersen en die weet hoe op een respectvolle en eerlijke manier om te gaan met zijn medemensen. Een toptimmerman bovendien.