Meetellen

Dat is misschien iets dat ik gemist heb. Niet zozeer buitenshuis, bij mijn vriendjes en vriendinnetjes, maar thuis.
In huis was mijn broer numero uno voor mijn moeder. Dat was voor mij heel vanzelfsprekend en ik gunde hem dat ook, want als kleiner zusje zag ik ook enorm naar hem op en adoreerde ik hem evenzeer als mijn moeder. Voor mijn stiefvader was alleen mijn moeder belangrijk (althans in de tijd dat wij nog thuis woonden. Later was die liefde kennelijk niet meer zo sterk, al werd dat voor ons verborgen gehouden tot aan het sterfbed van mijn moeder). Zij werd door degene die voor ons eerst ‘oom Joop’ was en die later ‘pap’ genoemd moest worden ‘schatje’ en ‘snuf’ genoemd, terwijl mijn broer en ik alleen betiteld werden als ‘neetoren’, ‘langoren’ en ‘snotapen’. Mijn broer was soms een ‘zak van Laban’ en ik was ‘niet handig’, ‘zong vals’ en ‘liep als een eend’, ‘had onderkinnen’ en ‘zeiloren’, aldus mijn stiefvader.
Ik hield zielsveel van mijn broer en wij waren altijd samen in de tijd dat we nog klein waren. Door het enorme aantal verhuizingen en wisselingen van school en vanwege de vakanties die mijn stiefvader bij voorkeur doorbracht op verlaten plekken in de natuur waren Hansje en ik ook veel op elkaar aangewezen. Als ik bang was kroop ik bij Hansje in bed. Al gaf Hansje me totaal geen bescherming (hij was zelf te bang), ik vond bij hem wel troost en liefde.
Op school presteerde ik bovengemiddeld goed, ondanks de vele wisselingen van schoolprogramma. Ik kreeg waardering van de meesters en juffen en ook was ik geliefd bij andere kinderen die vochten om wie mij een handje mocht geven als we in rijen van twee moesten lopen. Toch besefte ik dat niet en voelde ik me altijd minder belangrijk en minder flink dan anderen. Ik liet me op mijn kop zitten, beet zelden van me af. Heb veel ervaringen van ‘beste vriendinnetjes’ die me in de steek lieten als er een andere kandidaat was om mee te spelen. En als ik al een trouwe vriendin had die me niet in de steek liet, dan verloor ik haar toch uit het zicht vanwege de verhuizingen. Telkens werd mijn stiefvader als beroepsmilitair overgeplaatst. Dan schreven mijn vriendinnetje en ik elkaar aanvankelijk nog een paar jaar brieven, waarna dat ook verwaterde door de afstand. Bijzonder is dat ik een vriendschap had met een meisje, toen ik in Duitsland woonde. En dat ik haar na een overplaatsing van mijn stiefvader naar Deelen (nabij Arnhem) later weer terugvond in Eindhoven. Daar zaten wij samen in de eerste klassen van het gymnasium. Toen zij tenslotte weer uit mijn leven verdween, omdat haar vader naar IJsland werd overgeplaatst, vond ik er niets meer aan op die streng protestante school en ging ik uit eigen beweging naar een ander gymnasium om daar de laatste twee klassen te doorlopen. Ik had me niet gerealiseerd dat het programma van die school totaal niet aansloot op dat van mijn voorgaande school, zodat ik in de laatste twee klassen hard heb moeten werken om mee te komen op die school.
‘Estas muy pensativa hoy’, zegt Ahmad mij vandaag. En ja, dat klopt wel een beetje. Ik zit vandaag wat meer na te denken dan normaal 😉 Wat heb ik overgehouden aan deze jeugd, die overheerst werd door afwijzing door wie in de regel de twee belangrijkste figuren in je leven horen te zijn en verder door wegens omstandigheden voortijdig afgebroken vriendschappen?

  1. Moeite om mij te binden en te geven in een vriendschap. Ik ben aardig tegen iedereen, maar als je vraagt ‘wie is je beste vriend of vriendin’ dan zou ik het niet weten. Natuurlijk, mijn kinderen zijn een stuk van mij en zijn mij het meest na van alles en Ahmad is mijn vriend en geliefde. Maar zelfs hij merkt dat ik het soms niet kan geloven dat dit allemaal echt nu gebeurt. Dat ik nu werkelijk een maatje heb die graag bij me is en bij wie ik graag ben. Het is dat hij al heel wat stukken van de muur heeft afgebroken die ik een leven lang zorgvuldig heb opgetrokken. Anders was het niets geworden. Zijn liefde overwint al die rotzooi. Hij verdient de ‘credits’ voor ons gelukkige samenzijn.
  2. Ik heb een soort drang om wat te willen ‘presteren’. En waarvoor dan? Niet voor geld en niet voor dat schouderklopje van mensen in mijn omgeving of vreemden. Ik heb nog steeds die ‘hangup’ van dat ik wil gezien worden door mijn moeder. ‘Kijk mamma, wat ik kan.’ Maar mamma is er niet meer. Mamma heeft me wel geprezen toen ze op sterven lag. Toen waren we heel hecht samen. Ik wilde alles voor haar doen. Bloemetjes voor haar plukken waarvan zij hield. Zij was toen zo zacht en zo dichtbij. Ze zei me zelfs dat als ik de kamer binnen kwam dat het dan voor haar net was of het lichter werd en de zon binnen kwam. Dat was voor mij een enorm compliment. Ze zag me toen en wilde me graag in de buurt hebben. Haar laatste woorden (tegen mij) waren ‘ik zal aan je denken’. En ik zei toen dat ik ook aan haar zou blijven denken.

En dat is ook zo, mamma. Ik denk aan jou en ik heb jou alles vergeven, omdat ik weet dat jij alleen maar luisterde naar mijn stiefvader. En dat jij het beste wilde maken van je huwelijk, dat al een tweede poging was om gelukkig met iemand te worden. Ik reken jou niets aan, omdat ik jou begrijp. Ook jij was ooit een eenzaam klein meisje, van wie de moeder de hele dag ging bridgen. Opgevoed door de baboe en de djongos. Je wilde nog een kindje met die tweede man, wat hij je niet wilde geven. Ook jij had je verdriet. Dat je mag vertoeven in blije sferen, samen met je geliefde zoon Hans.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *