Alles willen delen

Laatst zag ik op facebook een veelzeggende foto. Op de foto het volgende tafereel: er was iets belangrijks gaande (ik meen de tocht van de koning en koningin op prinsjesdag) en in beeld zag je de toeschouwers. Bijna iedereen had een mobiel of een camera in de hand om het schouwspel vast te leggen. Vooraan stond een oudere vrouw tegen het dranghek aangeleund met niets in haar handen. Ze was de enige. Alleen zij keek gefascineerd naar de optocht zonder dat zij kennelijk de drang voelde om dit moment te moeten vastleggen voor anderen.
Bij de foto stond een commentaar, waarin onze ongelooflijke drang om elke gebeurtenis die we meemaken vast te leggen werd belicht. Wij willen de dingen vastleggen, zoals men dat vroeger ook wel deed. Maar toen gebeurde dat veel minder vaak en meestal voor een fotoalbum voor privégebruik. Maar tegenwoordig willen wij alles delen met de wereld om ons heen. Op media als facebook, instagram, twitter en in weblogs. Het digitaliseren van beeldmateriaal heeft de mogelijkheid geschapen om alles gratis vast te leggen en te delen en dat doen we dus massaal. Waar komt die ‘deeldrang’ toch vandaan?
Ik ben er zelf ook een voorbeeld van. Alles wat ik meemaak of bedenk, wil ik delen en hiervoor gebruik ik vooral mijn weblogs en mijn filmpjes, vroeger mijn foto’s (tot deze de schijfruimte in mijn weblogs dreigden te overschrijden). Het is zo erg met mij, dat ik tegenwoordig zelfs vaak droom over hoe ik dingen wil filmen of op een andere manier vereeuwigen. Het is bijna een obsessie geworden.
Waar kan dit bij mij vandaan komen? Wat betreft andere mensen kan ik dit niet beoordelen, dus laat ik bij mezelf beginnen.
Vroeger had ik nog helemaal geen last van deze drang om alles te delen. Als kind was ik niet bijzonder mededeelzaam. Ik kan me goed herinneren dat ik veel gedachten, ervaringen en indrukken, mooi en minder mooi, heel goed voor mezelf kon houden. Ik kan me tot op heden momentopnamen uit mijn jeugd herinneren die een grote indruk op mij maakten, maar die ik nooit met anderen deelde. Het was voor mij genoeg dat ik het had meegemaakt of gedacht of gezien en ik hoefde dat niet nodig aan anderen te laten zien. Mijn broer was heel anders. Die was juist als kind heel extravert. Stond vanuit de box al de aandacht te trekken van mijn moeder, die alles met bewonderende kreetjes moest bekrachtigen. Ik schijn daar als kleine koter helemaal geen behoefte aan gehad te hebben. Kon uren alleen zijn in de wieg of box en had geen aspiraties om indruk te maken op wie dan ook. Ik schijn ook pas laat te zijn gaan lopen. Kon uren om me heen kijken zonder een kik te geven en kon ook lang alleen spelen. Kinderen kwamen vanzelf achter me aan en ik liet me dan wel meevoeren.
Als puber veranderde ik ineens. Terwijl mijn broer steeds meer introvert en zwijgzaam werd (‘ik zeg niets, dan heb ik ook niets te verantwoorden’, was zijn geliefkoosde verklaring daarvoor), ging ik juist meer praten en meer laten zien. Alsof ik, een beetje te laat, alsnog wilde zeggen: ‘Mamma, kijk dan!’ Maar mamma keek niet veel naar mij. Mijn broer was belangrijker en interessanter voor haar en ik fungeerde tussen haar en mijn broer lange tijd als  een soort postbode. ‘Hoe is het nu met hem en waar zit hij nu?’ Ik zocht het voor haar uit. Ging naar de plekken waar mijn broer op een zolderkamertje in yoga-zit zat te mediteren en deed verslag van hoe ik hem had aangetroffen. Ik vond het nooit een probleem dat ik als persoon daarbij niet belangrijk was. Ik hield zelf ook zielsveel van mijn broer. Later waren mijn kinderen belangrijk voor mijn moeder, waarvan veel foto’s in haar huis getuigden. Ik speelde slechts de rol van aangever en ‘brenger van de kinderen naar oma’. Pas op haar sterfbed heeft ze mij echt gezien, bedenk ik me nu. En ik ben dankbaar dat ik toen alsnog een korte periode van intensief contact met haar heb mogen meemaken. Ons afscheid was intens. ‘Ik zal aan je denken’, is het laatste wat ze tegen me zei en ik heb haar gezegd dat ik dat ook zou doen aan haar. En dat is ook zo. Ik denk alsnog met liefde terug aan mijn moeder, die deed wat zij kon na haar verleden. Want zijn we niet allemaal het product van erfelijkheid en omstandigheden?
Maar terugkomend op mijn drang om alles te willen delen. Ik zie dat zelf als een soort exhibitionisme. Zoals de potloodventer zijn ‘zakie’ laat zien, zo laat ik iedereen die wil kijken een blik werpen op mijn ziel en hersenpan. Ik heb geen geheimen en ik heb zelfs meer dan eens de behoefte om mijn belevenissen aan de grote klok te hangen. Ik wil delen, omdat ik hoop dat mensen iets herkennen of een beetje hoop krijgen van mijn verhaaltjes en fotootjes en filmpjes. Dat in het gewone ook veel moois kan zitten en dat rijke ervaringen niet duur hoeven zijn. Ik voel me soms ook een beetje een journalist.
Maar ik besef ook dat er ook iets ijdels zit onder het willen delen. Iets van ‘vragen om goedkeuring. ‘Kijk dan, mamma, mooi hè.’ ‘Ja, mooi, kindje.’ 😉

3 gedachten over “Alles willen delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *