Ahmad en ik hebben sinds onze vakantie in al Andalus afgesproken dat we vaker erop uit zullen gaan, ook in Nederland. In plaats van de hele dag met kromme ruggetjes achter onze pc te zitten. Dus maken we elke dag een paseito (uitstapje), een paseito consumista (dat is boodschappen doen) of een paseito recreativo, lekker even uitwaaien. De goedkoopste manier om dat te doen is op de fiets en met een beetje redelijk weer doen wij dat. Opvallend is dat wij niet de enigen van onze leefijd zijn op de fiets. Zomaar wat fietsen schijnt bij onze leeftijd te horen. Jongeren zie je alleen fietsen naar school of werk, maar als het gaat om plezieruitstapjes dan heeft de motor, bromfiets of auto bij jongeren veruit de voorkeur. Het twee aan twee fietsen op een vrije dag is iets oubolligs dat bij grijsaards hoort. Dat maakt ons niets uit.
Vandaag fietsten wij richting Kijkduin, een ander echtpaar met identieke fietsen volgend. We haalden ze in, want we waren net iets energieker en kwamen bij een stoplicht tot stilstand achter een paard met daarop een meisje. Naast ons en achter ons fietsen en op de stoep mensen met buggies en honden. Met baarden en lange jassen en met minirokken. Aan de andere kant een file met auto’s. Een karavaan van zon- en luchtzoekers.
Op de boulevard en langs het strand drommen mensen, kinderen en (nu nog) loslopende honden. We wandelden wat rond en gingen daarna op een bank zitten kijken naar de mensen- en hondenparade. Hondjes met strikjes in hun haar en sjaaltjes, kinderen met schepjes, rolstoelers, belangrijk kijkende mensen en voetvolk, jong en oud. De meesten waren Nederlands, een enkeling niet. Kijkende naar al die mensen, vreemde mensen, landgenoten, voelde ik mij verloren. Wat was iedereen groot; de gemiddelde lengte moet minstens 1.75 zijn.
Dat verloren en geïsoleerde gevoel is mij heel vertrouwd, want ik heb het al vanaf mijn geboorte. Het “vreemde eend in de bijt gevoel”. Altijd heb ik me overal een vreemdeling gevoeld, een toeschouwer. Zelfs in het gezin waarin ik opgroeide. Heimelijk dacht ik altijd dat ik een vondeling was, omdat ik op niemand leek in ons gezin. Hoewel ik dol was op mijn broer, zag ik heel goed dat deze op mijn moeder leek en ik helemaal niet. Mijn moeder was ook hechter met mijn broer dan met mij. Dat vond ik heel normaal, want zij leken bij elkaar te horen. Ik was de vreemde eend. Met mijn stiefvader voelde ik natuurlijk al helemaal geen connectie, maar alsnog moest ik hem “pap” noemen, omdat in die tijd het toegeven dat je gescheiden was nog een schande was. Hij ging door voor mijn vader en wij moesten ook zijn achternaam dragen voor de buitenwereld.
Het gevoel van vervreemding is mijn hele leven mijn metgezel geweest, al sprak ik daar nooit over. Integendeel, ik was voor de buitenwereld een vrolijke lachebek met altijd kinderen om zich heen, die ik nooit zelf uitzocht, maar ik liet anderen mijn vriendschap zoeken. Voelde me desondanks alleen.
Op mijn 27e jaar trouwde ik met een Pathaan, iemand met een volkomen andere cultuur en manier van leven dan de Nederlandse. Ik was 16 jaar met hem en het verwijderde mij nog meer van de Nederlandse cultuur, die ik toch al nooit begrepen had. Een groot deel van wat Nederlanders belangrijk vinden had ik sowieso al niet meegekregen. Mijn ouders vierden geen verjaardagen met een grote kring familieleden, zoals ik dat bij anderen wel vaak zag. Er werden geen trouwdagen gevierd met familie. Wij hadden toch al een zeer kleine familiekring. Er was alleen mijn moeder, mijn stiefvader, mijn oma, mijn gescheiden tante en een neef en nicht die allebei mentaal niet in orde waren door een fout bij de bevallingen. Met de familie van mijn stiefvader was geen contact. Dus de ervaring van in een kring zitten en eerst koffie met taart en dan bier en fris met bitterballen nuttigen heb ik nooit kunnen opdoen. Ook geen recepties met blije familieleden in afgehuurde zalen. Mijn ouders hadden niets met voetbal en hun manier van vakantievieren mag gerust uitzonderlijk Spartaans genoemd worden. Ik heb van kinds af aan al niets met mijn Nederlandse omgeving. Groeide op in militaire vliegbases (= meervoud van vliegbasis) op geïsoleerde bosrijke terreinen in Nederland of Duitsland. Om de drie jaar moesten we verhuizen, omdat mijn stiefvader werd overgeplaatst en dat betekende voor mijn broer en mij weer moeten wennen op een nieuwe en vreemde school.
Nooit heb ik kunnen “wortelen”. Inmiddels ben ik 61 jaar en ik kan niet echt zeggen dat ik me Nederlands voel, noch burger van enig ander land. Want hoe lekker ik me ook heb gevoeld in Suriname en in Pakistan en hoe goed ik me nu ook voel in Andalusië, ik ben ook geen Surinamer, Pathaan of Andalusiër. Ik ben gewoon een vreemde eend en zal dat altijd blijven.
Ik denk dat je ’typisch Nederlands’ waar jij niet bij hoort erg algemeniseert en idealiseert.
Ik had evenmin familiefeesten en visites met een kring en taartjes en afgehuurde zalen en bitterballen.
Ik heb geen idee hoeveel Nederlanders dat wél hadden en hebben, maar het is in elk geval niet zo dat het ‘bijna iedereen’ is behalve eendje-alleen Shabnam…
Het is maar een voorbeeld. Het gevoel van overal buiten te staan is algemener. En ik geloof best dat veel meer mensen, of misschien zelfs de meeste mensen dat gevoel hebben. We zitten allemaal in onze wereld en hoewel zielen elkaar kunnen raken, helemaal begrijpen of echt samen zijn is zeldzaam. Van die feestjes heb ik wel veel gezien bij anderen met grote families, maar alles heeft zijn voor en tegen. Mensen zien het ook vaak als een verplichting. Ik wilde niet zielig doen als Calimero ;-), gewoon het verloren gevoel in de menigte beschrijven. We zijn allemaal “lonesome hobos” en hebben onze weg te gaan….
Misschien hebben jij en ik dit wel gemeen 🙂
Allebei eenzame eendjes.
Ik ben in elk geval blij dat we elkáár gevonden hebben.
ik ook