We hadden een tripje geboekt naar bovenstaande plaatsen. Heen en terug met eigen vervoer, een nachtje in een hotel in Matalascañas en twee toegangskaarten voor het enorme natuurreservaat Doñana. Ahmad dacht dat we daar flamingo’s en andere mooie vogels zouden gaan vinden, met zijn allen staand op één of twee poten in een enorme plas. En verder wilde hij mij graag het strand van Matalascañas laten zien, bestaande uit echt zand met daarachter een duinenrug, die met het verloop van jaren door de wind steeds van plaats verandert.
Toen we Matalascañas binnen reden verbaasde ik me over de leegte en verlatenheid daar in de straten en op het strand. Veel winkels, bars en eettentjes waren gesloten en overal zag ik lege, enorme parkeerplaatsen. Alles oogde als nieuwbouw, op zich wel mooi maar zielloos. Bijna geen sterveling op straat en als je al iemand zag, dan was het een toerist. Geen of zeer weinig inboorlingen. Het zag er duidelijk uit als een voor het toerisme uit de grond gestampt oord, dat nu echter vrijwel verlaten was. Een beetje triest, unheimisch bijna.
We wandelden op het strand en dat was heerlijk, in de zon met een vrij frisse bries. Het water van de Atlantische Oceaan was verrassend warm. Het verbaasde me dat er alsnog enkele mensen lagen te zonnen, maar die moeten het wel koud gehad hebben, want strandweer was het niet. Het strand was prachtig, van zuiver zand, zoals wij dat ook kennen in Nederland en ook de duinen hadden wel iets van onze duinen. We liepen een flink eind en legden ons toe op het zoeken naar mooie schelpen. Ahmad zocht grote schelpen voor in de potplanten en ik zocht naar kleine dunne schelpjes met parelmoerglans in diverse kleuren. Ze glansden mooi in kleuren als goud en paars. Ik kreeg het idee om ze te gaan plakken op een stuk hardboard, met hun ruggetjes tegen het board en hun binnenkant naar voren. Ik zie al voor me dat het schijnsel van het licht gereflecteerd zal worden door de spiegeling van de verschillende schelpjes, in patronen naar kleur geplakt. Hoop dat dit plan gaat lukken. Het zoeken van de schelpjes met de wind in mijn haren was een feest op zich.
Uiteindelijk moesten we wel naar ons hotel, een enorme betonnen kolos, vanbinnen al even onpersoonlijk als vanbuiten. Ik begrijp achteraf wel waarom het zo verlaten was in het oord waar we verbleven. Het hotel was erg duur en het eten zo slecht dat ik, die nooit eten weg wil gooien, mijn eten liet staan. Het was bijzonder smakeloos. Zonde van de ingrediënten.
De volgende dag moesten we al vroeg in de stromende regen en in donker richting Doñana. De safari-bus in militaire schutkleur zou daar om 8 uur in de ochtend vertrekken. Omdat we te vroeg waren voor het ontbijt, kregen we van het hotel ‘een picknick’ mee. Twee enorme zakken met oudbakken broodjes, veel varkensvleeswaren, een uitgedroogde mandarijn, een oude pruim en een pakje limonade. Gelukkig was er nog even tijd voor koffie in Doñana voor de bus vertrok. De zakken proviand bewaarden we voor de zus van Ahmad die we later op de dag zouden opzoeken in Sevilla.
Gelukkig werd het snel droog naarmate het lichter werd en konden we nog wel wat zien van de omgeving. nadat we de beslagen ruiten wat gepoetst hadden. Onze gids Sonia vertelde in rap tempo in het Spaans en Engels één en ander over de omgeving. Normaal gesproken loopt een groot deel van het gebied aan de monding van de Quadalquivir in de wintermaanden onder water. Het is dan een ideale rustplek voor trekvogels in allerlei soorten. Maar Andalusië heeft al jaren te kampen met te droge winters en daarom staat het gebied al tijden droog. Een gedeelte van het reservaat behoort aan de staat respectievelijk de koning en een gedeelte is privéterrein. De regering heeft al tijdenlang naaldbomen geplant voor economisch gewin. Om het hout te verkopen en de dennenappels. Deze dennenbomen hebben de oorspronkelijke flora, de kurkbomen, overwoekerd. Je ziet nu veel kurkbomen in een slechte staat, met uitgedroogde toppen in hun takken. Qua fauna hebben we weinig gezien aan vogels, buiten enkele patrijzen en een paar roofvogels in de verte. We zagen wel veel herten, één zwijn dat snel wegrende en een paar konijnen. Dat was het.
‘Ik ben stom geweest’, zegt Ahmad nu. ‘We zijn in het verkeerde jaargetijde gegaan, na de droge zomer. Een beter jaargetijde was het begin van de lente, einde van de winter geweest.’ Geeft niet. Het was Ahmads cadeau aan mij voor mijn verjaardag en ondanks deze tegenvallers hebben wij het heel fijn gehad.