In Den Haag is mijn leven begonnen. Toen ik na vele omzwervingen en de nodige hoogtepunten en vooral dieptepunten in mijn leven in Den Haag terecht kwam, wist ik dat ik in deze stad zou blijven.
Ik verbleef vin 1993 in een Haags opvanghuis voor vrouwen en placht daar veel in de tuin te werken. Terwijl ik dan onkruid aan het wieden was, doorkruiste soms de gedachte mijn hoofd dat ik misschien van onze Schepper wel een eengezinswoning met tuin zou krijgen als beloning voor mijn vrijwillige noeste arbeid in de gemeenschappelijke tuin. Deze gedachte drukte ik dan direct de kop in. ‘Zo mag je niet denken, Shabnam’ Toch bleef dat heerlijke voorgevoel in mijn buik tintelen.
Het was niet gemakkelijk in dat opvanghuis. Ik woonde er met mijn vier kinderen te midden van andere moeders en kinderen, van wie het merendeel getraumatiseerd was door de ellende waarvoor ook zij gevlucht waren. Meerdere malen waren er akkefietjes en nare ruzies in deze multiculturele kluwen van mensen(kinderen).
Op een goed moment, toen ik even bang was voor wat komen ging, (Ja werkelijk! In zo een vrouwenopvang kan je soms bang worden voor je vijandige omgeving) zag ik spontaan een beeld voor ogen van een huis met bomen ervoor, gelegen aan een stoep. Voor de ramen hingen van die gordijntje die van opzij worden opgenomen, zoals in een kneuterig ‘Hansje en Grietje huisje’. Het beeld gaf me een schok. ‘Gaat dit mijn huis worden?’ ‘Nee, dat kan niet. Het is te mooi om waar te zijn.’ Deze gedachten gingen door mij heen en ik vergat het beeld. De bajes-achtige taferelen in het opvanghuis bleven al mijn energie opslokken.
Tot ik eindelijk, na 7 maanden, een huis aangeboden kreeg. Dat was begin oktober. Ik weet nog dat het die dag zonnig was, maar al fris. Ik had in mijn optimisme geen jas aangetrokken en fietste van het Zeeheldenkwartier met een enorme vaart naar Vrederust, waar ik bij Staedion (toen nog Patrimonium geheten), het contract kon gaan tekenen voor mijn huurwoning. ‘Wat voor een portiekwoning/ flat is het?’, vroeg ik aan de medewerker die mij het contract liet tekenen. ‘Het is geen flat, mevrouw. Het is een eengezinswoning,’ antwoordde de vrouw.
Via de Zijdes, kwam ik, de weg vragend aan voorbijgangers, eindelijk in mijn nieuwe buurt. Ik kreeg een schok van herkenning, toen ik het huis zag dat van mij zou worden. Het stond aan een stoep. Links daarvan was gras en er stonden twee bomen (waarvan er één inmiddels gekapt is) met rode besjes voor het rijtje huizen van vier op een rij. Voor de ramen van mijn toekomstige huis hingen gordijntjes, die van opzij waren opgenomen. Ik moest even blijven staan naast mijn fiets om deze top-ervaring goed tot mij te laten doordringen.
Ervaringen als deze (die ik al heb vanaf mijn kindertijd) maken dat ik heel sterk in een God ben gaan geloven.
https://youtu.be/qeBn9xs7ATk