Gisteren maken we nog een laatste wandeling door Albufeira.
Het is aan het einde van de middag. De zon is aardig doorgekomen en we gaan nog een keer naar het oude gedeelte van Albufeira, het oorspronkelijke dorp. Straatjes met antieke vissershuisjes, helaas niet behangen met plantjes, zoals in ons dorp. Een vroegere moskee die is omgebouwd naar kerk. En heel veel straten en pleinen met links en rechts volle terrassen. Alsof er nog geen sprake is van enig virus! Veel jong publiek. Groepen mannen, die met veel decibel te kennen geven al wat glazen op te hebben. Ik hoor veel Engels. Sportclubs, studenten? Er wordt in koor gezongen en geschreeuwd en teksten worden gescandeerd. Een uitgelaten menigte, bestaande uit groepen van zo een 25 man. We lopen er stilletjes langs en ik ben blij dat ik hier niet alleen loop.
Na kilometers terug te zijn gelopen, komen we terug in een vrijwel lege eetzaal van het hotel. In de grote ruimte zien wij nog slechts drie andere tafels bezet.
In de ochtend proppen wij onze spullen in de koffer, ontbijten in een zaal met nu slechts één ander echtpaar en we vertrekken. Ik rijd de weg terug, omdat A. zich niet optimaal voelt. De wegen zijn rustig. Als we stoppen om te tanken en hopen daar koffie te kunnen krijgen, blijkt dat valse hoop. Voor de ingang van het wegrestaurant staat een barricade van stoelen.´Cerrado´, roept een medewerker, die druk aan het poetsen is in de horecaruimte. Mogen we dan naar de W.C.? Nee, ook gesloten. We doen onze behoefte achter een struik. Er staan tal van vrachtwagens. Een chauffeur reageert wat teleurgesteld, als hij hoort dat er geen koffie en geen toiletgelegenheid is. Ik heb met de chauffeurs te doen. De maatregel is hier in Spanje vrij plotseling afgekondigd. Alle winkels zijn in Spanje bovendien op zondag dicht. Dus deze mannen zitten echt zonder eten en drinken op hun weg.
Als we in de provincie Malaga aankomen, is de lucht nevelig. Boven op de bergtoppen plakken donkere wolken. Het licht is onwerkelijk, geelachtig door een benevelde zon. De relatief donkere lucht erachter geeft de suggestie van een aankomend onheil. Dan begint het te regenen en de regen spoelt mijn voorruit schoon. De resten van de te pletter gevlogen insecten worden gewist.
In het dorp geen mens op straat. De terrassen zijn gesloten.
Na thuis wat gegeten te hebben, lopen we naar de 24-uurs dokterspost. De straten zijn leeg op een enkele snel lopende wandelaar na. Een jongen loopt voorbij met een tas met boodschappen. Niet uit een winkel, want die zijn dicht. Misschien gekregen van familie of vriend. A. verwachtte veel mensen bij de doktersdienst. Maar dat is gelukkig niet zo. Er zit juist geen mens. Voor de balie staat een rij stoelen met een soort politielint. Daarachter moet je blijven en niet verder. A. reikt van een afstand van twee meter zijn ziekenverzekeringskaart aan. De man achter de balie draagt een mondkapje, net als de rest van het personeel. A. mag direct een plasje doen in een hem aangereikt steriel potje. En vervolgens roept de dokter hem snel. Hij heeft inderdaad bloed in zijn urine. Kan een steen zijn die eruit wil. Geen infectieverschijnselen. Hij krijgt een recept mee voor een antibiotica en en een urineweg-verwijdingsmiddel. Hij moet per dag twee liter water drinken.
De dienstdoende apotheek is niet ver weg, zo wijst ons mijn telefoon. Onderweg horen we vogels fluiten en achter de ramen nog wel wat geluid van stemmen. Maar verder alles rustig. Het is triest maar ook gedenkwaardig, deze gedwongen thuiszitterij.