Reiziger of toerist

Toen mijn vriend Theo mij herinnerde aan onze kennismaking op de boot naar Suriname, besefte ik hoe lang dat geleden was en hoe helder die reis en ook mijn verblijf daar me nog voor ogen staat, alsof het niet 50 jaar geleden zou zijn. Ik was toen pas 20 en ik heb wat afgereisd in die jaren.

En nu realiseer ik me dat het toen nog heel anders was om te reizen door andere landen dan nu. Toen was het nog niet zo heel gewoon dat mensen zo ver van huis op vakantie gingen. Ik heb dat echter wel mogen meemaken vanaf heel jonge leeftijd. Mijn stiefvader placht elk jaar met ons af te reizen naar allerlei landen die toen nog niet zo frequent bezocht werden door toeristen als nu, zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken. Maar ook in de rest van Europa, meer naar het zuiden, waren er nog voldoende plekken die ongerept waren en waar je wild kon kamperen. Want kamperen was het voor ons wel altijd. Hij hield niet van luxe vakanties, maar bracht ons het liefst naar plekken in de vrije natuur. Toen mijn broer en ik pubers waren, was het niet onze grootste wens om met lompe bergschoenen zwetend bergpaden op en af te klauteren. Liever waren we op de camping gebleven, dobberend op een luchtbed in het water, maar daar was nooit sprake van. Hup, rugzakje om en lopen maar. Maar achteraf ben ik blij dat ik kan terugkijken op deze vakanties en de bijzondere plekken die ik nog heb kunnen zien, voordat het overal ging wemelen van andere toeristen.

In Spanje logeerden we bij twee oude vrouwtjes, die in het zwart gekleed waren en voor hun huis zaten te kantklossen. ’s Avonds liepen we langs de boulevard van Blanes, met om ons heen vrijwel alleen maar Spanjaarden en aten churros uit een zakje. Er was nog geen massatoerisme toen ik 7 jaar was in 1957. Mijn ouders lieten me in mijn eentje wegvaren in de roeiboot van een visser, die mij zo een schattig meisje vond en me meenam de zee op. Hij deed niets verkeerds met mij. Dat is nu ondenkbaar dat ouders hun kleine kind zouden laten meegaan met een wildvreemde.

Ook leerde ik zeilen op het IJsselmeer in een gehuurde zeilboot, waarin we een maand met het hele gezin sliepen. Eigenlijk zijn dat wel de mooie dingen uit mijn jeugd waarop ik kan terugkijken, de vakanties elk jaar en de wandelingen door het jaar heen in het bos, zoekend naar cantharellen en eekhoorntjesbrood. Het was heerlijk om omringd door natuur te wonen op een vliegbasis, waarvandaan ik met mijn vriendinnetje door het bos naar de school in Schaarsbergen fietste. Het vele verhuizen had zijn nadelen maar ook het voordeel dat je op zoveel verschillende plekken kwam en steeds andere mensen leerde kennen en altijd diertjes om ons heen.

Toen ik eenmaal uit huis was op mijn 18e jaar, bleef ik gek op reizen. Dat deed ik toen liftend. Zo heb ik nogmaals heel Europa kunnen verkennen. Met mijn vriendje van toen liftte ik, met alleen maar een gestreepte plastic boodschappentas met het hoognodige over onze schouder, helemaal tot Griekenland en via Italië en Zuid Frankrijk weer terug. We sliepen gewoon onder de blote hemel. En in Zuid Frankrijk sliepen we aan de Rivièra in huizen die nog in aanbouw waren en douchten we op het strand.

Waar ik me wel voor schaamde was de gastvrijheid die ons ten deel viel in Griekenland. We werden onthaald als welkome vreemdelingen met eten en drank en dansen rond een kampvuur. Toen het tijd was om te gaan slapen werd oma uit haar bed gehaald om plaats te moeten maken voor ons. Ik denk niet dat toeristen in Griekenland dit nu nog meemaken.

De reizen waren soms afzien en opgevreten worden door muggen of uren wachten op een lift op een verlaten bergweg. Maar wat vond ik het heerlijk om op die manier de wereld in te gaan.

Dat reizen, zoals ik dat toen ervaren heb, is nu niet meer mogelijk. Overal ter wereld, tot de Chinese muur en verder, is het nu bomvol met toeristen. Overal staan grote hotels met zwembaden. Waar je ook komt, overal ziet de kustlijn er identiek uit. In de bergen en op mooie plekjes in bossen struikel je over hordes toeristen, en rijden bussen af en aan met schoolklassen en dagjesmensen, die op excursie zijn vanuit hun hotels. Het is best leuk, maar het heeft niet meer die bekoring van ‘vroegah’. Ik ben blij dat ik het allemaal nog heb mogen meemaken: een reiziger zijn in plaats van een toerist.